In het rekenmodel is leegstand op diverse manieren verwerkt. Zo is er ruimte voor aanvangsleegstand, mutatie leegstand en structurele leegstand. In de Taxatierichtlijn wordt leegstand, in welke hoedanigheid dan ook, niet expliciet benoemd. Deze valt onder de werking van het begrip ‘Bijzondere uitgangspunten en bepalingen’. Onder die noemer moet de taxateur aangeven hoe hij naar de al dan niet aanwezige leegstand in het te taxeren object aankijkt. Een benoemde uitzondering maken voor leegstand kan om redenen van regelgevingssystematiek niet. Dat zou de regelgever noodzaken aan te geven waarom hij die uitzondering maakt en welke uitzonderingen er eventueel nog meer zouden kunnen zijn. Dat schept onduidelijkheid. Hoofdregel is dat de taxateur iets van leegstand vindt onder het kopje “bijzondere uitgangspunten en bepalingen’. Daar zal men het antwoord moeten geven op de meest prangende vraag op dit moment: “Hoe om te gaan met de leegstand in kantoorgebouwen die nooit meer verhuurd zullen worden ?”. Die verantwoording mag niet bij de regelgever neer gelegd worden.